05 augustus 2022

De aanpak van pijnproblemen hoort maatwerk te zijn

Onderzoek naar de omvang van het pijnprobleem in Nederland, werkt alarmerend. Het helpt nog niet om de beste aanpak voor pijnbestrijding te vinden.

Pijn is een schrikbeeld, zeker als er geen oplossing voorhanden is. Dit probleem lijkt enorm te zijn. Onderzoek door het Centraal Bureau voor de Statistiek levert op dat 12 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder volgens eigen opgave gehinderd wordt door pijn bij normale werkzaamheden. Van hen kreeg ongeveer drie kwart medicijnen tegen pijn en zelfs 23 procent opioïden (sterke pijnstillers), zo weten we uit opgave van medicijnverstrekking.

De cijfers van het CBS betreffen onder meer mensen die langer dan een aantal weken door pijn gehinderd werden, waarbij de hoeveelheid pijn varieerde. Deze variatie had meer beklemtoond mogen worden, evenals de variatie in de duur van de pijn. Bij hevige pijn kan sprake zijn van het ‘alles of niets’-fenomeen: tijdens die periode kun je je bijna niet meer voorstellen hoe het was zónder pijn, terwijl je je na afloop nauwelijks meer kunt herinneren hoe het was mét pijn. Ook de duur is belangrijk. Bij chronische pijn kunnen veranderingen in het zenuwstelsel ontstaan waardoor de pijn van symptoom een zelfstandige aandoening wordt.

De aanpak van pijnproblemen dient met deze variabelen rekening te houden. Bij heftige pijn, zoals ‘door de rug gegaan zijn’ of een enkelblessure, is het doel de patiënt weer zo snel mogelijk normaal te laten bewegen. Als pijnstillers nodig zijn, dan voor een beperkt aantal dagen. 

Bij minder ernstige pijn kunnen de nadelen van medicatie leiden tot de keuze het ongemak van de pijn te verduren. En dan is het oppassen voor onoordeelkundig gebruik van zelfzorg­medicijnen die verre van veilig zijn maar zonder recept verkocht worden: ibuprofen, diclofenac en naproxen.

Bij chronische pijn is maatwerk geboden. Als de oorzaak niet goed is te behandelen en zelfs in ernst toeneemt, is een combinatie van medicijnen soms nodig. Die moeten dan zelfs als voorzorg gegeven worden. Wacht niet tot de pijn nauwelijks te harden is. Dit doet zich voor bij sommige vormen van kanker of van zenuwaandoeningen. Daarbij zijn overigens niet alleen pijnstillers, waaronder opioïden, van waarde, maar evenzeer medicatie en begeleiding voor andere gevolgen van de ziekte.

Mensen met chronische pijn (die langer dan drie maanden duurt) hebben vaak meer baat bij een andere aanpak. Meestal is er weefselschade of is er weefselschade geweest, maar soms is er geen verband met de mate van weefselschade. Toch wordt de pijn ook in het laatste geval wel degelijk gevoeld en heeft deze ook gevolgen voor de gedragingen van de patiënt.

pijndrempel

Het blijkt vooral bij chronische pijn van groot belang niet alleen rekening te houden met de pijn en de oorzaak daarvan. Er moet daarom gevraagd worden naar de beleving van de pijn en hoe de patiënt ermee omgaat, wat hij door de pijn nog wel en niet meer kan, op welke wijze de pijn het leven beïnvloedt. 

Deze ervaring wordt deels bepaald door opvoeding, milieu en ervaringen uit het verleden. De behandeling van pijn kan dus niet los gezien worden van de persoon die pijn heeft. Bij angst, depressie en eenzaamheid wordt pijn intenser ervaren; bij afleiding, geruststelling en plezier vermindert de pijnbeleving.

Een populaire gedachte is dat je te veel aandacht aan pijn kunt schenken en dat je daarmee de pijndrempel verlaagt. Het omgekeerde is vaker het geval. Passende aandacht en warme belangstelling geven juist pijnverlichting. Wel is het belangrijk die aandacht gericht te geven, waardoor bijvoorbeeld gedachten of ideeën boven tafel kunnen komen die gecorrigeerd moeten worden.

De gezondheidsenquête van het CBS negeert de context en werkt daardoor eerder pijn­versterkend of zelfs alarmerend. Zo kan de patiënt denken: ‘Als ik maar geen pijn had, dan zou ik compleet gelukkig zijn’ of ‘Je moet met kanker pijnvrij kunnen zijn’ of ‘Pijn betekent dat je moet rusten’. Deze denkpatronen kunnen de situatie negatief beïnvloeden. Het is van belang dat de patiënt zich niet passief opstelt en zo veel mogelijk controle over de situatie heeft.

Dit laatste geldt onverminderd bij het overwegen van sterke pijnstillers zoals opioïden of het laten doen van zenuwblokkades. Sterke pijnstillers brengen soms niet die gewenste pijn­vermindering, terwijl er wel een psychische en lichamelijke afhankelijkheid ontstaat. En een overhaast uitgevoerde zenuw­blokkade kan teleurstellend uitpakken of zelfs nieuwe (zenuw)pijn veroorzaken.


Eerder verschenen in het Nederlands Dagblad.