11 oktober 2014

Het geweten van de zorgverlener

Zorgorganisaties weten niet altijd goed hoe om te gaan met personeelsleden die gewetensbezwaren hebben tegen het uitvoeren van bepaalde handelingen. Denk aan zorgverleners die bijvoorbeeld weigeren zich te laten vaccineren waardoor zij patiënten mogelijk in gevaar brengen. Of studenten die weigeren lichamelijk onderzoek bij elkaar te (leren) doen. En een verpleegkundige die gevraagd wordt om zorg te verlenen die hij zelf niet verantwoord vindt, omdat het om medisch zinloos handelen zou gaan.

Terugkijkend naar mijn eigen ervaringen stel ik vast dat de ethische beoordeling van sommige zaken in de loop der jaren veranderd is. Zaken die ik eerst gewoon vond, keur ik nu af. Bijvoorbeeld: gefêteerd worden door een farmaceutisch bedrijf om een congres bij te wonen, vond ik ooit acceptabel. Nu zie ik dat het een ongewenste beïnvloeding met zich meebrengt.

Bij andere dilemma’s, zoals hoe te handelen bij patiënten die ongeneeslijk ziek zijn of die om euthanasie vragen, is mijn stijl van optreden wel veranderd maar niet mijn ijkpunt: het belang van de waardering van het door God gegeven leven.

In welke mate is het geweten een veilig baken bij praktische dilemma’s in de werksituatie? Het is merkwaardig dat christenen zo hoog opgeven van het geweten. Want aan de ene kant helpt ons geweten om algemene kennis van God en van Zijn werken te hebben. Maar aan de andere kant is het geweten iets subjectiefs, waarbij het zelfs zwak en besmet (niet zuiver) kan zijn.

Bij ethische dilemma’s kan het geweten dus wel een hulpmiddel zijn –in de zin van een moreel kompas– maar zonder toelichting is het alleen steekhoudend voor de persoon in kwestie. Een toelichting geven is extra relevant in een samenleving die een vage verwijzing naar religie makkelijk afdoet als primitief en onwetenschappelijk. Voor een werknemer levert bezwaar maken op grond van zijn geweten hooguit vrijstelling op van de opgedragen taak, maar hij zal vervolgens eveneens het ongemak ervan moeten verduren – wellicht ook van het besef lastig gevonden te worden.

In juridische zin heeft een zorgverlener met een aantal plichten en regels te maken die als een oplopend systeem van treden beschouwd kunnen worden. Zo bestaan er lokale protocollen (in detail is beschreven hoe het werk te doen, wanneer en door wie) en meer bindende richtlijnen (adviezen voor het werk die gebaseerd zijn op wetenschappelijk onderzoek en bredere ervaring). Daarnaast zijn er wettelijke regels: van de laagste stap (aanwijzing van de leidinggevende) via dienstopdracht, cao-bepalingen naar wettelijke plichten.

Tot die laatste categorie behoort de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO), die in algemene termen spreekt van de plicht een goed hulpverlener te zijn. Dit alles vormt geen handvat voor wie moeite heeft met de opgedragen taak of daar regelrecht gewetensnood bij ervaart.

Bij ernstige bezwaren is het eerste advies om raad te vragen aan een ervaren collega of een beroepsvereniging. Hierbij is het zaak om helder te krijgen welke handelingen het probleem zijn, welke onderbouwing hiervoor bestaat, of er een reëel verband bestaat tussen de bezwaren en de opgelegde werkzaamheden en ten slotte of er alternatieve werkzaamheden binnen de instelling mogelijk zijn. Met deze aanpak laat de gewetensbezwaarde zien het ongemak niet af te wentelen op anderen maar hier desnoods zelf de vervelende gevolgen van te willen dragen.

Eerder verschenen in het Reformatorisch Dagblad.